Naar de universiteit: moet dat nu?

Tegenwoordig gaan meer en meer mensen naar de universiteit. Daar zijn verschillende redenen voor. Er wordt veel moeite gedaan om iedereen toegang te geven tot een universitaire opleiding, ook zij die uit minder gegoede families komen, door middel van beurzen. In andere landen is een universitaire opleiding dan weer erg goedkoop, zoals in België bijvoorbeeld, waar universiteiten grotendeels door belastingen worden ondersteund. Het is cultureel ook steeds meer ‘in’ en normaal om naar de unief te gaan. Er heerst een soort van: “als het toch kan, waarom dan niet proberen?”-mentaliteit.

De vraag is of dat wel een goede zaak is. Universitaire opleidingen zijn waardevol, en in sommige beroepen is er een tekort. Maar andere opleidingen zitten overvol, en rekenen op heel wat afvallers in of na het eerste jaar om werkbare aantallen studenten te bekomen. En dan nog studeren in bepaalde richtingen jaarlijks veel te veel studenten af. Vooral richtingen als psychologie en communicatiewetenschappen, typische keuzes voor jongeren die eigenlijk niet goed weten wat ze willen gaan doen en dan maar iets erg breeds kiezen, zijn overbevolkt. Is het zinvol om honderden jonge mensen jaarlijks te laten afstuderen met een diploma dat de arbeidsmarkt niet nodig heeft?

Daarnaast is er een tekort aan vele andere beroepen die geen universitaire studies vereisen. Denk maar aan manuele beroepen als loodgieter of houtbewerker, of hogeschoolstudies als sociaal werker. Toch wordt op dat soort beroepen en studiekeuzes vaak neergekeken als de ‘mindere’ opties voor mensen die niet slim genoeg zijn om naar de universiteit te gaan. Dat is een groot probleem: het stigma zorgt voor een vicieuze cirkel van tekorten in die beroepen, en zorgt anderzijds dat jongeren met een specifieke droom misschien niet durven die te achtervolgen omdat ze de druk voelen wel te studeren.

Universitaire studies, en studeren in het algemeen, zijn immers niet voor iedereen. Sommige mensen zijn beter met hun handen dan met hun hoofd, of zijn niet gemaakt voor urenlang stilzitten. Het idee dat je een hoger diploma nodig hebt om een waardevol leven te leiden en goed aan de bak te komen, is echter zo ingeburgerd, dat die mensen heel vaak toch een studie proberen – hetzij uit eigen keuze, hetzij door druk van ouders of omgeving. Dat resulteert maar al te vaak in zittenblijven of falen, en de bijbehorende gevoelens van mislukking. Schrijnend is dat, want die mensen zouden vaak heel wat gelukkiger en nuttiger kunnen zijn in de zogezegd ‘mindere’ beroepen.

De sleutel is een goede begeleiding in het secundair onderwijs, zonder oordelen en stigma’s rond welke beroepen nu wel en niet prestigieus en belangrijk zijn. Als iemand dolgraag fietsenmaker wil worden, is het toch een heel stuk nuttiger hem of haar stage te laten lopen bij een fietsenwinkel en vervolgens zelf een dolenthousiaste en gelukkige mechanieker te laten worden, en niet een gedeprimeerde psycholoog?