Voortgezet onderwijs in Vlaanderen: een vergelijking

Als je wél in Nederland bent opgegroeid, lijkt het voortgezet onderwijs systeem misschien net heel logisch en gewoon. Toch is het heel uniek: in Vlaanderen, onze naaste buur, is het systeem immers heel anders. Het heet zelfs anders: ze noemen het middelbaar of secundair onderwijs.

Het secundair onderwijs in Vlaanderen is in vier grote categorieën ingedeeld: het Algemeen Secundair Onderwijs of ASO, het Technisch Secundair Onderwijs of TSO, het Kunst Secundair Onderwijs of KSO, en het Beroeps Secundair Onderwijs of BSO. Je resultaten aan het eind van de lagere school en doorheen je secundaire schoolcarrière bepalen welke richtingen je mag volgen.

In plaats van een onderbouw en bovenbouw, is het Vlaamse onderwijs ingedeeld in drie graden: de eerste graad (het eerste en tweede jaar van het middelbaar onderwijs), de tweede graad (het derde en vierde jaar van het middelbaar onderwijs), en de derde graad (het vijfde en zesde jaar). Alle richtingen duren zes jaar, behalve die in het BSO, waar vaak een zevende jaar bij hoort.

In de eerste graad bestaan alleen de ASO- en BSO-richtingen. In het ASO kun je in het eerste jaar kiezen tussen Latijnse of Moderne. Klassiek wordt Latijnse vooral aangeraden voor hen die talen willen gaan studeren of richtingen met een hoog niveau aan wiskunde; Moderne wordt aangeraden voor wie net iets meer technisch aangelegd is. In het tweede jaar komen er al verdere specialisatie-opties zoals Latijn-Grieks bij. Vanaf de tweede graad kun je ook naar TSO of KSO, en komen er steeds meer studierichtingen bij onder elke categorie: zo kun je bijvoorbeeld Latijn-Talen of Latijn-Wiskunde kiezen, of Moderne Talen-Wetenschappen, of Techniek-Wiskunde.

ASO bereidt vooral voor op universitaire carrières, afhankelijk van de gekozen specialisatie, terwijl TSO meer leidt naar technische hogeschoolrichtingen of ingenieursstudies. Het BSO bereidt voor op een vakberoep, terwijl het KSO gespecialiseerd kunstonderwijs is dat vaak aan een conservatorium of een specifieke kunstschool plaatsvindt.

Het Vlaamse systeem is verwarrend in de zin dat het zo veel specialisaties heeft, dat het soms moeilijk is door het bos nog de bomen te zien. Daarnaast spreekt men van een watervalsysteem: er is een onofficiële hiërarchie aanwezig, omdat men van de ‘hogere’ richtingen in het ASO kan overstappen naar de ‘lagere’ richtingen, maar niet omgekeerd. Dat is geworteld in een ouderwets idee van grotere prestige voor Latijnse en Griekse richtingen.